zondag 20 maart 2011

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (74)


Eitjes tweede generatie witvlakvlinder

De zomer is de tijd van vrolijk rondfladderende vlinders. Sommige vlinders trekken over grote afstanden en de soort kan zich op die manier eenvoudige verspreiden. Maar bij sommige soorten gaat de verspreiding aanzienlijk minder gemakkelijk. Bij o.a. de witvlakvlinder (een nachtvlinder) is het de rups die de “wijde wereld’ intrekt. Dat kan op twee manieren: kruipend of zwevend op de wind. De net uitgekomen kleine, sterk behaarde rupsjes spinnen lange draden en ze laten zich hangend aan deze draden door de wind meevoeren. Op die manier kan de rups “grote” afstanden aflegen.

De vlinders zijn minder “reislustig”. De vrouwtjes hebben zelfs geen vleugels en ze zijn zo dik en zwaar (van de eitjes) dat ze zich slechts met grote moeite een beetje kunnen verplaatsen. Direct nadat het vrouwtje uit de pop is gekropen probeert ze met “feromonen” (sekslokstoffen) een mannetje witvlakvlinder te lokken. De mannetjes kunnen deze feromonen “ruiken” met hun sterk geveerde voelsprieten. Meestal paart een wijfje van de witvlakvlinder binnen een kwartier nadat zij uit de pop is gekropen. De paring duurt maar kort en wordt daardoor “in het veld” niet vaak waargenomen.

Al vrij snel na de paring begint het vrouwtje met het afzetten van een paar honderd eitjes. De eitjes worden afgezet op de cocon waaruit het vrouwtje kort daarvoor tevoorschijn is gekropen. De eitjes van de witvlakvlinder zijn relatief groot. In de eitjes zit een voorraad reservevoedsel, voldoende om de uitgekomen rupsjes een paar dagen in leven te houden.

Nadat het vleugelloze vrouwtje haar eitjes heeft afgezet zit haar taak er al weer op. Daar is bij de “constructie” rekening mee gehouden. Witvlakvlinders kunnen geen voedsel opnemen, ze teren op de vetreserves die ze in het rupsstadium hebben opgebouwd. Het vrouwtje sterft vrij snel nadat ze haar eitjes heeft afgezet.

De witvlakvlinder vliegt in twee overlappende generaties per jaar (half mei - eind oktober). De eitjes van de eerste generatie komen al enkele weken na de bevruchting uit, die van de tweede generatie overwinteren. Doordat de eitjes verspreid over een aantal weken uitkomen is het risico dat alle rupsjes worden opgegeten klein.
De rupsen zijn niet kieskeurig, ze wisselen gemakkelijk van voedselplant. Hierdoor is de kans op het vinden van geschikt voedsel groot en het voortbestaan van de soort min of meer gewaarborgd.
De volgroeide rupsen spinnen hun cocon meestal in de voedselplant. In de cocon worden ook haren verwerkt. De rups verpopt in de cocon, de pop is net als de rups sterk behaard. Binnen enkele weken na de verpopping komen de vlinders uit.

(Bron: Vlindernet)

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen: